Dat is een klant die niet wegloopt
In de 13de eeuw gaf men aan de kleine schuiten die op de Seine en de Loire voeren, en die de Parijzenaars van brood voorzagen, de naam van ‘chalands’. Zij die er van kochten, werden allengs ook ‘chalands’ of ‘klanten’ genoemd, en eindelijk gewenden zich ook de andere winkeliers eraan hun afnemers kalanten of klanten (cliënten) te noemen. De uitdrukking wordt gebezigd t.o.v. iemand van wie men zeker is, die wel terugkeert