Blinkende zonden
Vertaling van Lat.: ‘Virtutes paganorum splendida vitia’, d.i.: de deugden der heidenen zijn blinkende zonden. Aldus omschrijft de kerkvader Augustinus {De Civitate Dei, 19, 25) de deugden der heidenen, de goede werken, die niet uit het geloof in Christus voortsproten. In Sara Burgerhart geven de dames Wolff en Deken bij monde van Suzanna Hofland deze canonische wijsheid over de Prediker en de Spreuken ten beste: ‘Dat Salomon al dat plichtmatige, waarvan hij zooveel schreef, geschreven had in den tijd zijns afvals: eenigjes en alleentjes om zijne heidensche wijven en bijwijven te behagen, die wel zin daarin hadden, in die blinkende zonden . . . maar die draf van goeie werken zijn ook al todden en vodden van eigen gerechtigheid’