Blind zijn voor eigen gebreken
Vgl. Catullus, Carmini (22, 21): ‘Non videmus manticae quod in tergo est’, d.i.: dat deel van de ransel, dat op de rug hangt, zien wij niet; dwz. ieder is blind voor eigen gebreken. De ‘mantica' was een dubbele zak, waarvan het ene deel op de borst, het andere op de rug hing