Bij gebrek aan brood eet men korstjes van pastei
Onder deze ‘korstjes van pastei' verstond men oudtijds korstjes van deeg, die gelegd werden om het roggebrood, teneinde dat voor aanbranden te behoeden, en die gewoonlijk niet gegeten werden. Oorspronkelijk wil de uitdrukking dus zeggen: zich behelpen met iets minders, in tijd van nood behelpt men zich wel met hetgeen men anders niet zou aanzien. Later, door verkeerde opvatting als lekkernij (zie de pastei), heeft ze de tegenwoordige betekenis gekregen van: bij gemis van het goedkopere eet men het duurdere