Deze uitdrukking wordt gebezigd voor gering bezoek in een vergadering. Het spreekwoord is ontleend aan de geschiedenis van Tijl Uilenspiegel. Toen Tijl nog een kleine jongen was, bevond hij zich eens alleen thuis. Zijn vader was in de tuin aan het werk en zijn moeder legde het wasgoed op de bleek. Plotseling kwam er bezoek van een man te paard. Deze stiet de bovendeur open en riep over de onderdeur: ‘Zeg eens, is er iemand in huis?' ‘Jawel’ - antwoordde Tijl gevat - ‘anderhalve man en een paardekop'. De ruiter lag nl. voorovergebogen op de kop van het paard, zodat hij halverwege in huis was. En de kleine Tijl zag zich zelf reeds voor vol aan