Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 02-05-2022

solo, sólo

betekenis & definitie

I. adj. enig in zijn soort; alleen, zonder anderen; m. solopartij; a solas, alleen, zonder anderen; a mis, a tus, a sus, solas, op mijn, op je, op zijn of haar, eentje; de solo a solo, onder vier ogen;

II. alleen, slechts, maar; tanlo, uitsluitend.

< >