Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 02-05-2022

poner

betekenis & definitie

zetten, neerzetten, leggen, neerleggen, plaatsen, doen in; klaarmaken, inrichten; poner la mesa, de tafel dekken; tellen; veronderstellen; wedden; poner (en), overlaten (aan); leggen (een ei); inleggen, inzetten (geld in een spel); blootstellen (aan gevaar); poner en duda, in twijfel trekken; poner miedo, vrees veroorzaken; poner a uno de ladrón, iemand als een dief behandelen, - voor dief uitmaken.

< >