Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Ojo

betekenis & definitie

m. oog; ojo de pollo, eksteroog, likdoorn; al ojo, op het oog; a ojos vistas, openlijk; costar los ojos, o un ojo, de la cara, fam. peperduur-, onbetaalbaar zijn; dar de ojos, fam. voorover op de grond vallen; dar en los ojos, opvallen; dichosos los ojos que ven a usted, wat heb ik u in geen tijd gezien; en un abrir (y cerrar) de ojos, fam. in een oogwenk; ¡(mucho) ojo! kijk goed uit! let goed op! ojo avizor, opgepast!

< >