Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Cortar

betekenis & definitie

snijden, knippen, hakken; afknippen, afsnijden; doorklieven, doorsnijden; afnemen (de kaarten), couperen; tegengaan, afbreken, stuiten; weglaten, couperen; uitknippen; in de rede vallen, onderbreken; beslissen, scheidsrechter zijn in; cortarse, in de war raken, verlegen worden; stremmen, schiften (melk); kerven (linnen), splijten, barsten.

< >