Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Caso

betekenis & definitie

m. geval, voorval, gebeurtenis; toeval; gelegenheid; naamval; a caso hecho, o de caso pensado, met voorbedachten rade; caso que, o en caso de que, ingeval; -dado caso que, verondersteld dat; demos caso, laten we veronderstellen; en todo caso, in elk geval, hoe het ook zij; estar en el caso, fam. goed op de hoogte zijn van een zaak; hacer, o venir, al caso o ser del caso, fam. ter zake doen, te pas komen; hacer caso de uno o de una cosa, fam. zich storen aan iemand of iets, zich om iemand of iets bekommeren; hacer caso omiso, iets terzijde laten; poner caso, veronderstellen; poner por caso, veronderstellen; als voorbeeld stellen; vamos al caso, fam. ter zake.

< >