Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 19-05-2022

Cabo

betekenis & definitie

m. uiteinde, einde; handvatsel, steel, stang, greep, heft; draad of vezel; kaap; el Cabo de Buena Esperanza, Kaap de Goede Hoop; aanvoerder, leider; kabeltouw; korporaal; el Cabo, Kaapstad; cabo de fila, voorste soldaat van een gelid; al cabo eindelijk, ten slotte; al cabo, al cabo, fam. ten allerlaatste; al cabo de guince días, na verloop van veertien dagen; dar cabo a una cosa, iets vervolmaken, -voltooien; de cabo a cabo, van het begin tot het einde; de cabo a rabo, fam. van het begin tot het einde; en mi, tu, su solo cabo, op mijn, je, zijn, haar eentje; estar al cabo de una cosa, o al cabo de la calle, fam. iets goed begrepen hebben; estar (muy) al cabo, op sterven liggen; llevar a(l) cabo una cosa, iets voltooien, -uitvoeren; no tener una cosa cabo ni cuerda, fam. niet weten hoe iets aan te pakken; por ningún cabo, op generlei wijze.

< >