f. hoofd, kop; achterhoofd; begin of uiteinde van iets; kop (van een spijker); snee, bovenrand (van een boek); top (van een berg); bron, oorsprong, begin; verstand, talent; persoon; stuk vee; boofdstad; m. hoofd (van gemeente, corporatie of gezin); cabeza de chorlito, fam. lichtzinnig mens; cabeza de hierro, stijfkop; onvermoeide kop; cabeza de partido, hoofdstad; cabeza de perro, speenkruid; cabeza de(l) puente, bruggenhoofd; cabeza de testamento, begin van het testament; cabeza de turco, zondenbok, hoofd van Jut; cabeza redonda, fam. domkop, onbevattelijk mens; cabeza torcida, fam. huichelaar; mala cabeza, fam. onverstandig mens; a la cabeza, voorop, aan het hoofd; alzar, o levantar, cabeza, fam. er weer bovenop komen, herstellen van een ziekte; bajar, o doblar, la cabeza, fam. het hoofd buigen, gehoorzamen zonder tegenstribbelen; berusten, geduld hebben; dar de cabeza, voorovervallen; fam. zijn geluk of gezag verliezen; aprender, hablar de cabeza, uit het hoofd leren, -spreken; de mi, su cabeza, van eigen vinding; dolerle a uno la cabeza, fam. hoofdpijn hebben; escarmentar en cabeza ajena, zich aan een ander spiegelen; flaco de cabeza, weinig vast van oordeel en denkbeelden; henchir, o llenar, a uno la cabeza de viento, fam. iemand vleien; ir cabeza abajo, fam. achteruitgaan; irsele a uno la in de war raken; levantar, o sacar, de su cabeza alguna cosa, fam. iets uitvinden; llevar en la cabeza, fam. met de kous op de kop thuiskomen; otorgar de cabeza, van ja knikken; pasarle a uno una cosa por la cabeza, fam. zich iets verbeelden; pasársele a uno la cabeza, zich verfrissen; per der, o volvérsele a uno, la cabeza, zijn verstand verliezen door een ongeluk; poner, o traer, sobre la cabeza, alguna cosa, iets hogelijk prijzen; por su cabeza, op eigen gezag, zonder iemand te raadplegen; quebrantarle a uno la cabeza, iemands trots fnuiken; quitar a uno de la cabeza una cosa, fam. iemand iets uit het hoofd praten; romper a uno la cabeza, iemand op zijn kop slaan; sacar la cabeza, fam. zich laten zien, zich vertonen; de stoute schoenen aantrekken; sentar (la) cabeza, fam. verstandig worden, zijn gedrag matigen; subirse a la cabeza, naar het hoofd stijgen (wijn, roem); tener mala cabeza, fam. onverstandig handelen; tocado de la cabeza, fam. niet goed snik; torcer la cabeza, fam. ziek worden; sterven; tornar, o volver, cabeza a alguna cosa, over iets piekeren.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk