Crataegus monogyna: Een hoge struik of kleine boom die in Nederland en België zowel van nature als verwilderd voorkomt. De grijsbruine twijgen zijn aanvankelijk behaard, maar worden snel glad.
Zeer opvallend zijn de 2 tot 2,5 cm lange doornen. De eivormige bladeren zijn 3 tot 7 cm lang en vijf- tot zevenlobbig tot veerdelig. Ze zijn gaafrandig tot iets getand. De twee steunblaadjes, een kenmerk van alle meidoornsoorten, zijn gaafrandig. De witte bloemen (veelal met slechts één stijl) verschijnen in mei of begin juni. Ze staan met maximaal 16 stuks bij elkaar in een tuil. De vruchten zijn dofrood en bevatten slechts één zaadje.De eenstijlige meidoorn is geschikt voor de wilde tuin, temeer daar het een struik is die volop nestelgelegenheid geeft aan kleine (zang)vogeltjes. De struik is ook bijzonder bruikbaar als ondoordringbare haag. In de zogeheten Zeeuwse haag speelt hij samen met hondsroos (Rosa canina) en Gelderse roos (Viburnum opulus) een hoofdrol. In cultuur is een aantal cultivars, waaronder 'Stricta', een zuilvormig groeiende boom van 6 tot 8 meter hoogte. Op oudere leeftijd wordt de kroon wat breder. Er bestaan ook cultivars met bonte bladeren, gele vruchten en hangende takken, maar die zijn heel zeldzaam.