Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

Gepubliceerd op 26-11-2020

AEQUIVOCUS

betekenis & definitie

Gelijknamig, MEYER 266, dubbelzinnig,THEOL. SUM. 1, 96-97, ongelijksoortig, IBIDEM, 134, wisselduidig, wisselzinnig, GEZELLE 118, meerzinnig, (Tgd UNIVOCUS, Eénzinnig). — Univocorum est omnino eadem ratio, aequivocorum est omnino ratio diversa, in analogicis vero oporlet, quod nomen secundum mam significationem acceptum ponatur in definitione eiusdem nominis secundum alias significationes accepti, s.

THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 13, A. 10, C., Terwijl het begrip, dat aan de éénzinnige namen beantwoordt, volstrekt hetzelfde is, zijn de begrippen van de dubbelzinnige geheel verschillend, bij de deels gelijkende echter moet de naam, in één van zijn beteekenissen genomen, in de bepaling vallen van denzelfden naam, in zijn andere beteekenissen verstaan, THEOL. SUM. I, 350. — Aequivocus a casu, Gelijknamig zonder meer, meerzinnig zonder meer, dubbelzinnig zonder meer, ongelijksoortig zonder meer, wisselduidig zonder meer. Aequivocus a consilio, Gelijknamig in een bepaald opzicht, meerzinnig in een bepaald opzicht, dubbelzinnig in een bepaald opzicht, ongelijksoortig in een bepaald opzicht. Aequivocus secundum quid, Gelijknamig in een bepaald opzicht, meerzinnig in een bepaald opzicht, dubbelzinnig in een bepaald opzicht, ongelijksoortig in een bepaald opzicht, wisselduidig in een bepaald opzicht. Aequivocus simpliciter, Gelijknamig zonder meer, meerzinnig zonder meer, dubbelzinnig zonder meer, ongelijksoortig zonder meer, wisselduidig zonder meer. (DENKLEER).