Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

zwabber (1)

betekenis & definitie

(zeemanstaal) matroos 3e klas, die belast is met het schoonmaken of ‘zwabberen’ van het schip. Reeds in de zeventiende eeuw opgetekend.

Een zwabber is een scheepsdweil.’k Stond voor Liesbeth met m’n mond vol tanden als een zwabber, die een puts overboord laat vallen. (Justus van Maurik, Van allerlei Slag. Novellen en Schetsen. 3de druk, 1883)

Den naam zwabber hoort men overigens aan boord nog gebruiken voor den matroos derde klas en voor den luit. ter zee, die met het toezicht in het benedenschip belast is, doch dan ‘zwabber-kapitein’ genoemd wordt. In het benedenschip immers kan men niet zooals aan dek, waar het water door de spuigaten gemakkelijk verdwijnt, dekspoelen, d.i. met veel water gooien en het met bezems verwerken. In het benedenschip moet men op gewone dagen volstaan met zwabberen en nog eens zwabberen. Een andere lezing is, dat. de toenaam ‘zwabber’ ,ook gegeven wordt op de groote schepen met een drie-divisie-rol voor de drie luit. ter zee Ie klas, die officier zijn van een divisie. (A. Chambron, Marinetermen, 1941)