Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

wout

betekenis & definitie

(Bargoens) politieagent. Volgens Van Ginneken (1914) (aanvankelijk) te Venlo, Arnhem, Sint-Truiden en Bilzen.

Mogelijk afgeleid van het Middelnederlandse waut (macht, gezag).Ik heb geen rijbewijs en van ‘de wouten’ mag je niks. (De Tijd, 05/09/1980)

Het ligt ook aan de wouten hoor, die fokken de boel op. Ze jagen die heroïnejongens de hele tijd op, het is net een kat-en-muisspel. (Vrij Nederland, 08/08/1987)

Ik moet toegeven, dat ik ook een kick kreeg wanneer de wouten zich in een bedreigende situatie bevonden en in hun box scheten van angst. (Paul Sikkema, Jeugd Nu, 1988)