Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

watt en halfwatt

betekenis & definitie

een lange magere en een kleine dikke man. Naar het eerste komisch duo uit de stomme (Deense) film, begin twintigste eeuw erg populair bij de jeugd.

In Duitsland en Oostenrijk werden ze Pat en Patachon genoemd, in Scandinavië Fy og Bi, in Frankrijk Doublepatte et Patachon, in Groot-Brittannië Long & Short en in Zweden Telegrafstopen och Tilhengern. Vgl .jut en jul.Gein, die makelaar Van Cleef met zijn dwergvrouwtje. Heel-Watt en Half-Watt en same nóg niks! (Israël Querido, Van armen en rijken, 1931)

Toen we ons naar de eetzaal begaven, waarbij ik quasi luchtig zo langzaam mogelijk liep, om de ander niet tot een drafje te dwingen, bleek dat de kleinste van zo’n duo niet voor schut loopt maar de langste. Wat en halfwat de laatste steelt altijd de show. (Ben Borgart, Fontana, 1988)

Als Bob Reich en Ken Galbraith samen een restaurant binnenstappen, schiet iedereen in de lach om Watt en Halfwatt. (Het Parool, 19/05/1999)