(in Vlaanderen, racistisch) Arabier of een vreemdeling met lichtbruine huidskleur. Volgens Van Dale een gewestelijk en informeel woord voor een ‘tapijtenzwendelaar’.
Kijk ook onder sjoek-sjoek.Tjoek-tjoek: tapijtleurder. Meestal van Turkse origine. (Jack de Graef, Het Antwerps Dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw, 1999)
We zijn zo gewoon geraakt aan brave allochtone publieke figuren, die beleefd en in perfect Nederlands komen vragen om ook iets voor hun gemeenschap te doen, dat grote delen van de publieke opinie zich het apelazarus schrikken wanneer er opeens een ‘angry young Arab’ opstaat, die het allemaal wat radicaler en agressiever formuleert. Dan verdwijnen bij die publieke opinie in een oogwenk alle democratische reflexen en moet de stoute mond opgepakt en nog het liefst uitgewezen worden. ‘Tsjoektsjoeken moeten hun bakkes houden,’ ziedaar het wezenlijke onderliggende discours bij wat we nu meemaken. (De Morgen, 30/11/2002)