Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

slampamper

betekenis & definitie

leegloper; lijntrekker; haveloos persoon. Ook voor gewetenloos iemand die tot veel in staat is.

Eigenlijk: iemand die slampampt, van het zestiende-eeuwse slampen (‘brassen; smullen; zwelgen’). Zie o.a.

Bisschop.Kijk, moeder, je hebt me zoo lang het beste uit je mond gegeven toen ik, als een luie slampamper, rondliep, hier is geld, zuiver overgewonnen geld. Koop er nu eens wat goeds van voor je! (Pieter Louwerse, Vlissinger Michiel, 1880)

Dat is al van van-ochend vroeg op de hort met ’n slampamper van ’n vent,... Wat zeg je me daarvan! (Frans Coenen, Zondagsrust, 1902)

’n Luie slampamper ben je, ’n leeglooper, ’n kattedief. (De Groene Amsterdammer, 06/08/1921)