Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

seut

betekenis & definitie

(in Vlaanderen, jeugdtaal) suf persoon, iemand die alles goed vindt; sul; kwezel. Seuterig is een gewestelijk woord voor ‘slap’.

Telkens het op trouwen aankwam, denkt hij, ben ik baloorig geworden, er is een kappe op mijn kop gevallen, en ik heb de stomste seuteka genomen, die van eersten af meester wist te spelen, nooit van hartelijkheid heeft willen weten, van al de liefs die ik gekend heb, is ’t juist de eenigste die ik had moeten vermijden. (Stijn Streuvels, Het leven en de dood in den ast, 1926)

Johan vond het spijtig dat hij het van zijn eigen moeder moest zeggen, maar ze was wel de grootste seut die ons Heer ooit geschapen had. (Herman Brusselmans, Het einde van mensen in 1967, 1999)

Dexters, iederéén gebruikt dope tegenwoordig. Je bent een seut. (Menzo, november 2003)