slechte, gemene vent; ellendeling. In Vlaanderen: schurftzak.
Eigenlijk: iemand die aan schurft lijdt.Leve de schurftige! Hoera voor den schurftkop! Lang leve de vette kapitalist! (Het Volk, 13/11/1910)
Duidelijk hadden ze het gehoord: ‘Lellebel’ en ‘Schurftekop’. (Het Vaderland, 12/01/1934)
Jij schurftlijer, jij rotsnor die je bent! (Paul A. Wilking, De roerige wereld van Pistolen Paul, 1968)