Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Prol, proleet

betekenis & definitie

onbeschaafd persoon; iemand met grof gedrag. Een afleiding van proletariër; dat van het Latijnse proletarius komt: oorspronkelijk bij de Romeinen een bezitloze; iemand die alleen goed genoeg was om rekruten te produceren.

Onder studenten hoor je wel eens het scheldwoord vuile zaadproleet.Van Nierop (deel II) vermeldt prollig. In de hedendaagse jeugdtaal vaak verbasterd tot prolo (zie Hoppenbrouwers), een term die ook Franstaligen gebruiken. Studenten hebben het wel eens over een proletensigaar: een goedkope sigaar van zo slechte kwaliteit dat men ervan moet overgeven. Andere samenstellingen zijn: burgerprol, tandenprol, zakenprol enz.

Gu Versing ontnam haar de theepot en hielp haar kopjes uitzetten met die bestudeerde en welbewuste hoffelijkheid, die haar altijd zo vermoeide, de hoffelijkheid van een jongen, die zichzelf ziet hoffelijk zijn en zichzelf dan goedkeurend toeknikt omdat hoffelijkheid tot beschaving behoort en de student tegelijk correct en intellectueel is, boven de ‘veebonk’ en de ‘tandenprol’ zo goed als boven de kantoorvlerk en de schoolfrik onmiskenbaar verheft. (Uit het leven van een denkende vrouw. Door Justine Abbing, pseudoniem van Carry van Bruggen. Ie druk 1920. Herdruk 1985)

‘Proleten!’ ontplofte mevrouw woedend. ‘In welke achterbuurt horen jullie thuis?’ (Willem van lependaal, Lord Zeepsop, 1937)

‘Wat moet je een prol zijn om zóó jong drieduizend gulden op de bank te hebben1, zei Bob. (Willem W.Waterman, Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen? 1944)