onbeschaafd, onopgevoed persoon. In het oude Rome was een plebejer iemand die deel uitmaakt van het ‘plebs’ en dus niet behoort tot de patriciërs, de senatoren of de ridders.
Vandaar: iemand uit het gewone volk.En deze plebejer, deze ellendeling liep met z’n hand in z’n broekzak. (A.M. de Jong, Notities van een landstormman, 1917)
Omdat Juul toevallig een heer was, begrijp je ’t nou. Een heer! En een heer die niet gaat knokken met een plebejer zoals Gerard. (W.F. Hermans, Uit talloos veel miljoenen, 1981)