Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

kwal

betekenis & definitie

dik persoon; iemand met een afstotend lichaam; vandaar ook meer algemeen voor mispunt.

Wat een kwal! Wat een zeldzaam stuk imbeciel! (A.M. de Jong, Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)

Mooi blad hoor ‘Hitweek’. Sinds Muller weg is staat er niks meer van de Stones in. Die kwal die er nu aan werkt, moet wel een Beatle-fan zijn. (Hitweek, 22/07/1966)

Kwal, zei Willems. Lulleman! (Hans Plomp, Brigadier Snuf rookt stuff, 1972)