Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

kwakzalver

betekenis & definitie

iemand die onbevoegd geneeskunde uitoefent, met de bedoeling goedgelovigen geld uit de zakken te kloppen; oplichter, bedrieger. Kwakzalvers trokken in de middeleeuwen met een kar van dorp tot dorp.

Volgens de overlevering moesten ze zich vaak uit de voeten maken wanneer bleek dat hun smeerseltjes niet werkten. Een geneeskundige noemde men vroeger vaak minachtend dorpskwakzaluer.

In de middeleeuwen werd een marktschreeuwer die zijn dubieuze middeltjes luidruchtig aan de man probeerde te brengen, ook wel meester kakadoris genoemd. De kwakzalvers van vandaag verkopen halskettingen met genezende hangers; grote potten met vitaminesupplementen e.d.

We zien ze niet alleen in de huis-aan-huisbladen maar ook op televisie en internet. Allemaal vertellen ze hun eigen wonderbaarlijk succesverhaal.

Het hoeft geen betoog dat de werking van veel alternatieve middelen berust op een placebo-effect.Jij bent geen dokter. Jij bent een kwakzalver. (Jan Arends, Keefman, 1975)