Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

janjurk

betekenis & definitie

slome en niet al te snuggere man; ook: zeurpiet of iemand die op een slijmerige manier praat. Meestal in één woord geschreven.

Vgl Jan Joker. Tegenwoordig is dit invectief vooral populair in jeugdkringen (Hoppenbrouwers vermeldt het met de betekenis: ‘simpele geest’).Loop naar de Mookerhei, Jan Jurk met je verrekrok. (A.P. van Groeningen, Een Nest Menschen, 1895)

Een Engelse janjurk, een lulletje met ’n babyface... (Jan Cremer, Ik Jan Cremer. Tweede Boek, 1966)

Ach lazer op, janjurk. (Martin Koomen, Geen pardon voor Portland, 1991)