kantoorbediende; militair die administratief werk verricht; iemand die van zijn pen moet leven. In soldatenslang ook: inktjurk; inktvlek.
Vgl. Engels: ink-slinger (De Beer & Laurillard); Frans: chieur d’encre (Gaston Esnault: Dictionnaire historique des argots français, 1965).Een geliefkoosd scheldwoord van hem was: Inktkoelie. Welnu, de heer Schröder heeft wel getoond te zijn een inktkoelie te zijn in de allerlaagste beteekenis van het woord. (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 26/01/1916) Toen Lydia hem aan Elga voorstelde zei hij: ‘Befaamd danseres ontmoet inktkoelie.’ (De Groene Amsterdammer, 14/01/1939)
Zo’n inktkoelie. (Piet Bakker, Zo was het, 1962)