hebzuchtig persoon; iemand die zo snel en gemakkelijk mogelijk geld wil binnenrijven. Vooral van toepassing op (corrupte) politici.
Uw ingevallen wangen, uw geniepige oogjes uit de holten, uw kakatoeaneus (sic) verraden den duitendief, den krententeller, den verachtelijken graaier. (Het Vaderland, 01/01/1939)
De generatie van ’68 was er een van ‘verraders’ en ‘graaiers’, riep Gerrit Komrij op 24 juli in zijn Ruigoordrede. (HP/De Tijd, 08/08/2003)