Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 16-05-2017

geiten(haren)wollen sok, geitenwol- lensokker, geitenwollensokkendrager, geitenwollensokkenridder

betekenis & definitie

naïef, halfzacht persoon; linkse idealist; wereldvreemde hervormer die zich kenmerkt door afwijkende kleding, klompen of wollen sokken. Muziek uit de jaren zestig wordt wel eens denigrerend geitenwollensokkenmuziek genoemd. De samenstelling geitenwollensokkenslogan werd al in 1983 opgetekend (muziekkrant Oor). De geestelijke vader van deze benaming is misschien Gerrit de Jager, tekenaar van de populaire Nederlandse strip De familie Doorzon, die deze spottende benaming regelmatig gebruikt voor figuren uit de zachte sector, zoals Emie\, geitenwollensokkenagoog, in Doorzon 3.

Waar heb je ’t over? Over de baard van die geitewollensokkenridder van je! (Gerrit De Jager & Wim Stevenhagen, De familie Doorzon: Het geslacht Doorzon, 1982)

Van heinde en verre waren de geitewollensokkendragers op het type ideale schoonzoon afgekomen. (Oor, 19/04/1986)

De elektronische harpmuziek van deze Zwitser vond voorheen vooral aftrek onder geitewollen sokken en macrobioten. (Nieuwe Revu, 10/01/1991)