slecht iemand, verachtelijk persoon.
Onnoozele volken! met welke drogredenen zijt gy verleid geworden, en door welke ellendelingen! (Isaac da Costa, Bezwaren tegen den geest der eeuw, 1823)
Je bent een ellendeling! stotterde Bertie. We hadden afgesproken dertig pond. Ik heb geen honderd pond; ik ben niet rijk. (Louis Couperus, Noodlot, 1891)