(jeugdtaal) meisje dat van disco houdt. Een positievere benaming is discofreak.
Een discomiet is dan weer een ‘zeurderige jongen’.Je bent helemaal geen gevoelige, subtiele en integere kleinkunstenaar, je bent een ordinaire discosnol, een struikendel, een variétéhoer, een kontebeuker, een reetkever, een rugartiest, een billebeffer, een holpiraat! (Robert Long & Cees van der Pluijm, Hete klippen, 1991)
Want hoe zeg je in het Spaans: ‘Laten we een condoom gebruiken in verband met mijn nog niet geheel herstelde druiper, die ik bij de vorige discosnol heb opgelopen?’ (Youp van ’t Hek, Zaterdag, 1999)