Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

big (2)

betekenis & definitie

(verouderd) scholier. Reeds bij Molema: ‘Latijnse biggen, gymnasiasten’.

Altijd als het elf uur is, gaan de jongens van ’t Fransche school, de ‘Fransche biggen’, over het sintelpad voorbij naar het gymnastiekgebouw naast de bloemisterij. (Carry van Bruggen, Het huisje aan de sloot, 1921)