Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

beroerling

betekenis & definitie

gemeen persoon; ellendeling. Ontstaan uit beroerderling, dat gevormd werd van het bijvoeglijk naamwoord beroerd.

Een verouderd scheldwoord is (lelijke) apenberoerling.Ik zal dien beroerling nog eens van de kroeg donderen! (Johannes Kneppelhout, Studenten-typen, 1839-1841)

Jullie zijn toch eigenlek allemaal beroerlingen; nou sta je d’r vlak met je snotkoker bij en je ziet niet eens, dat de kribben in je escouade niet gericht zijn. (L. H. Drabbe, Het dappere Hollandsche leger. 3e druk, 1904)

Ik mag lijen dat je gauw ligt te rotten in je graf, beroerling. (Johan Fabricius, Nacht zonder zegen, 1955)