Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

barkasroeier

betekenis & definitie

(marinetaal, verouderd) geestelijke of vlootpredikant. Barkas is de grootste sloep aan boord van het schip.

Vgl. bijbelmajoor, hemeldragonder Barkasroeier (roeier in de grootste sloep: de barkas). Is eigenlijk een scheldnaam, zooals ‘Hemeldragonder” en ‘Stoker van de Harwichboot’, alle drie toepasselijk op geestelijken in het algemeen.

Deze laatste uitdrukking is beslist geen marineterm. Men zegt wel eens, dat ‘Barkasroeier’ de bijnaam is voor den vloot-predikant en ‘Hemeldragonder’voor den vlootaalmoezenier.

De bijnaam ‘Barkasroeier’ is echter veel ouder dan het instituut van vlootpredikanten en vlootaalmoezeniers, dat van 1921 dateert. Zeer waarschijnlijk is de bijnaam ‘Barkasroeier’ ontstaan in 1904, toen de Christ.

Officieren-Ver. van de landmacht, een domme bereid vond zich met de zielszorg voor den christelijken schepeling bezig te houden. ‘Barkasroeier’ en ‘Hemeldragonder’ hebben als scheldnaam bij de marine weinig aftrek gevonden. Een andere lezing is, dat ‘barkasroeier’ als bijnaam (niet als scheldwoord) voor geestelijken, veel en veel ouder is en reeds vóór 1877 aan boord gebruikt werd. (Albert Chambron, Marinetermen, 1941)