Definities van Prisma Groot Woordenboek Nederlands in de Ensie A
- alleenrecht
- alleenrechtspraak
- alleenspraak
- alleenstaand
- alleenstaande
- alleenverdiener
- alleenverkoop
- alleenzaligmakend
- allegaartje
- allegorie
- allegorisch
- allegretto
- allegro
- allehens
- allejezus
- alleluja
- allemaal
- allemachtig
- alleman
- allemande
- allemansgek
- allemansvriend
- allen
- allengs
- allenig
- alleraardigst
- allerbest
- allereerst
- allergeen
- allergicus
- allergie
- allergine
- allergisch
- allergologie
- allergoloog
- allerhande
- Allerheiligen
- allerheiligst
- Allerheiligste
- allerhoogst
- Allerhoogste
- allerijl
- allerlaatst
- allerlei
- allerliefst
- allermeest
- allerminst
- allernaast
- allerwegen
- Allerzielen
- alles
- allesbehalve
- allesbrander
- alleseter
- allesoverheersend
- allesreiniger
- alleszins
- allez
- alliage
- alliantie
- allicht
- alliëren
- alligator
- allinson
- alliteratie
- allitereren
- allocatie
- allochtoon
- allodiaal
- allodium
- allogeen
- allongepruik
- allons
- allooi
- allopaat
- allopathie
- allopathisch
- allotransplantatie
- allotropie
- allrisk
- allriskpolis
- allriskverzekering
- allround
- allrounder
- allterrainbike
- allure
- allusie
- alluviaal
- alluvium
- alm
- alma mater
- almaar
- almacht
- almachtig
- almanak
- almogend
- almogendheid
- alo
- aloë
- alogisch
