Definities van Prisma Nederlands Fries in de Ensie B
- briljant
- brillenkoker
- broche
- brochure
- broeden
- broeder
- broederlijk
- broederschap
- broedplaats
- broeds
- broeien
- broeierig
- broeikas
- broek
- broekspijp
- broekzak
- broer
- brok
- brokkelen
- bromfiets
- brommen
- bromvlieg
- bron
- brons
- bronwater
- brood
- broodbeleg
- brooddronken
- broodje
- broodkorst
- broodmaaltijd
- broodmager
- broodnodig
- broodrooster
- broodwinning
- broos
- brouwen
- brouwsel
- browsen
- brug
- brugklas
- brugwachter
- bruid
- bruidegom
- bruidsmeisje
- bruidspaar
- bruidsschat
- bruikbaar
- bruikleen
- bruiloft
- bruin
- bruinen
- bruisen
- brullen
- brutaal
- brutaliteit
- bruto
- bruusk
- bruut
- budget
- buffer
- buffet
- bui
- buidel
- buigbaar
- buigen
- buiging
- buigzaam
- buiig
- buik
- buikloop
- buikpijn
- buikspreken
- buikvliesontsteking
- buil
- buis
- buit
- buitelen
- buiteling
- buiten
- buitenaards
- buitenband
- buitenbeentje
- buitenissig
- buitenkansje
- buitenkant
- buitenland
- buitenlander
- buitenlands
- buitenlucht
- buitenshuis
- buitenspel
- buitensporig
- buitensport
- buitenstaander
- buitenste
- buitenwereld
- buitenwijk
- buitmaken
- buizerd