Gepubliceerd op 21-06-2017

Rambam

betekenis & definitie

1. de hele-,de hele troep. Slang. Vgl. de hele reut(emeteut); de hele riedel.

Ik was druk bezig in opdracht van een uitgever Zeus en de hele rambam te vertalen: ‘De slag der titanen’. (Nieuwe Revu, 26/10/94)

2. krijg/steek het/de-, Bargoense verwensing in de zin van ‘verrek maar’. Rambamverwijst hier naar een beroemde joodse godsdienstfilosoof uit de 12de eeuw, rabbi M she ben maimon, de grote geleerde Maimonides (1135 - 1204). Endt en Frerichs vermelden dat het hier om een arts gaat, die onder andere beroemd was om zijn geneeskunst en filosofisch-exegetische arbeid. Niet alleen hebben we te maken met een klankovereenkomst, met het aanroepen van deze geneesheer hoopte men ook de ziektes die deze moest bestrijden, over de verwenste persoon op te roepen. Syn. krijgde pleuris; krijg de rattenkanker; krijgde tyfusenz. Ik krijger het/de rambam vanis slang voor ‘het werkt me op de zenuwen’.

Ach, steek de rambam!, viel Toon heftiger uit. (Willem van Iependaal: Adam in ongenade, 1938) Hogerhand ken de rambam krijge! (Piet Bakker: Cis de Man, 1947)

Ik heb ’t rambam van de honger. (Jan Mens: Er wacht een haven, 1950)

En wat die twei mokkeltjes betref die kenne wat mij angaat het rambam krêge. (Leonhard Huizin- ga: Adriaan met Olivier natuurlijk, 1977)

Krijg de rambam. (Ben Borgart: Troost. Verhalen, 1981)

Ik krijg er de rambam van. (Bert Hiddema: Scheuren in het asfalt, 1985)

... de andere vier dachten krijg de rambam... (Ben Borgart: Fontana, 1988)

Ik werk, ik besta, ik ben weer en iedereen kan verder de rambam krijgen. (Nieuwe Revu, 21/12/94)

3. zich het - werken/schrikken/lopen enz.,zich een ongeluk werken, schrikken, lopen enz. Slanguitdr. Syn. zich het apezuur werken/schrikken/lo- pen enz.

... maar ik kon bezwaarlijk aanvoeren dat dat alleen maar was als zij keek, want dan liep ik me werkelijk het rambam. (Hans Koekoek: Liefzijn toegestaan, 1982)

Maar als ‘ik’ Yves Montand geweest zou zijn, op de avond in de film Dr. Faustus, dan was ik me waarschijnlijk wel het rambam geschrokken. (Helen Knopper: Een onfatsoenlijk afscheid, 1983) Rekenen ze zich al het rambam en bakkeleien ze al als marktkooplieden op de Albert Cuyp? (Vrij Nederland, 01/06/91)

Iedereen zegt dat ik het in me heb om de top-10 te halen. Het wordt tijd ook. Ik werk me het rambam. (De Volkskrant, 30/05/92