Gepubliceerd op 21-06-2017

Noodrem

betekenis & definitie

aan de - trekken

in de voetbalsport ‘een tegenstander ten val brengen wanneer hij het doel nadert. Slanguitdr.

Aan de noodrem trekken heet het voluit. Een tegenstander die op het punt staat om of al is doorgebroken, onderuithalen. Dat kan op het middenveld gebeuren, maar vooral ook vóór het eigen doel, op de rand van het strafschopgebied. Shirtjetrekken is in zo’n situatie ook een vorm van noodremmen. Zo kunnen doelpunten worden voorkomen zonder dat de straf kan opwegen tegen het ermee behaalde voordeel. De straf is meestal niet meer dan het geel en in ieder geval een directe vrije schop tegen. ‘Misdaad loont’, heet dat in de criminologie. De noodrem valt misschien wel te kwalificeren als professioneel voetbal, efficiënte beroepsuitoefening, maar miskent wel volkomen het fairplaybeginsel, de sportiviteit. (Rob Siekmann: Voetbalwoorden- boek, 1978)

Toch moest Blind een keer aan de noodrem trekken, toen Luijpers er aan de linkerkant vandoor dreigde te gaan. (De Volkskrant, 28/02/91)

Halverwege de tweede helft hadden de Utrechters al net zo vaak (zeven keer) aan de noodrem gehangen als in de eerste 45 minuten. Een van die ingrepen, waarbij Roy weer eens op de grond tuimelde, kostte de sterke middenvelder Bijl een gele kaart. (De Volkskrant, 18/03/91)

De meeste kaarten heb ik in het begin van het seizoen gehad, toen het niet liep. Omdat ik verdediger ben heb ik een aantal keren aan de noodrem moeten trekken. (Nieuwe Revu, 15/08/91)