Gepubliceerd op 20-07-2020

Loos (ledig)

betekenis & definitie

van den Germ. wt. lus = los, vrij zijn, verwant met verliezen (z. d. w.); een looze noot, waarvan de pit los gegaan, verloren is, dus: een leege noot. Vgl. ook ’t achtervoegsel loos: ouderloos = de ouders verloren hebbende. Zielloos is dus: de ziel verloren hebbende, terwijl onbezield onderstelt, dat er nooit een ziel geweest is.