afl. van varen = gaan; ge met collectieve kracht (vgl. gedaante van doen). Oorspr. was gevaarte het gevolg van een vorst; doch daar varen ook bet.: te werk gaan, kreeg gevaarte de bet. van maaksel, getuig (gevaarte van een visscher), en werd later vooral gebezigd van groote „maaksels” : gebouwen, rotsen, ijsbergen, enz.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk