Gepubliceerd op 20-07-2020

Gevaarte

betekenis & definitie

afl. van varen = gaan; ge met collectieve kracht (vgl. gedaante van doen). Oorspr. was gevaarte het gevolg van een vorst; doch daar varen ook bet.: te werk gaan, kreeg gevaarte de bet. van maaksel, getuig (gevaarte van een visscher), en werd later vooral gebezigd van groote „maaksels” : gebouwen, rotsen, ijsbergen, enz.