Gepubliceerd op 08-01-2020

Víola | Víola trícolor: Driekleurig viooltje

betekenis & definitie

Het Latijnse Viola (bijvoorbeeld bij Virgilius, Columella en Plinius) is een verkleinwoord van het Griekse ion, oorspronkelijk vion, waarmede welriekende planten aangeduid werden. Het komt reeds bij Homerus en Pindaros voor en in de Oudheid werd het ook wel met de mythologische Io in verbinding gebracht.

Een andere mening is, dat het wellicht afgeleid is van het Latijnse via: weg, omdat het veel langs wegen groeit, of van vir : kracht, omdat violen een sterke geur verspreiden.

Van de in het wild groeiende soorten is deze een der meest voorkomende en bekendste. De Latijnse soortnaam tricolor beduidt driekleurig, trio : drie, en color : kleur. De kleuren van deze variabele soort zijn violet of paars, geel en wit. In het Sallandse spreekt men van Drievuldigheidsbloempje, waarbij de drie kleuren als symbool golden van de Heilige Drievuldigheid. Bij H. Brunschwijgk (1500) komen we reeds de naam Dreifaltigkeitsblumen tegen.

Aan deze naam ligt een oude legende ten grondslag: er was eens een tijd dat het Driekleurig viooltje een nog aangenamer geur verspreidde dan het Maarts viooltje (V. odordta). Van heinde en ver stroomde men toe om het geurige bloempje op de akkers te plukken. Door dit in het wilde weg plukken werd veel rogge vertrapt, en het Driekleurig viooltje wilde niet de oorzaak zijn van deze vernieling; het bad daarom de Heilige Drievuldigheid haar de geur te ontnemen. Dit gebed werd verhoord en van die tijd af was de plant geurloos, maar de Heilige Drievuldigheid verbond hieraan de wens dat het plantje dan haar naam zou dragen. Zo ontstond bij ons de naam Drievuldigheidsbloempje. Deze legende heeft een zeer grote verspreiding gehad, want in Frankrijk, Engeland, Duitsland en Italië waren de namen respectievelijk Fleur de la Trinité, Trinity violet, Dreifaltigkeitsblume en Erba della Trinita. Een oude Latijnse naam uit de middeleeuwen was: Herba Trinitatis.

Volgens de christelijke symboliek gold een door stralen omgeven driehoek en in het midden daarvan een oog, als een afbeelding van de drie-enige God. Men meende dit ook te zien in de driekleurige, driehoekige bloemkroon met donkere streepjes (de honingmerken). De namen Grilkieker in Groningen en de Overijselse Achterhoek, en Griloog in Groningen slaan op de opvallende kleuren van de bloem; want gril of grel wil zeggen met lichte ogen of met opzichtige kleuren; men spreekt daar van ‘Hai het grille ogen’ en Griloog beduidt ‘ain dy gril kiekt’. In Groningen zag men in de vorm en tekening van de bloem een gelaat en dus sprak men van Gezichtje. Voor de Veluwezoom staat Achterumkiekertjes genoteerd; zou dit ook iets met een gezicht te maken hebben?

De naam Viooltje komen we in vele dialectische en gewestelijke vormen tegen; we noemen: Vieultje, Violet, Violetjes, Vigeletten, Viuulke, Fiegeletjes, Filet, en ook Kleine violetjes en Vlet. De naam Stiefmoedertje in het Sallandse en Zuidlimburgse gebied zal wel ontstaan of overgenomen zijn van de Duitse, daar algemeen voorkomende, volksnaam Stiefmütterchen. Volgens H. C. van Hall kwam de naam Stiefmoerskruid in het midden van de vorige eeuw nog op Goeree en Overflakkee voor, terwijl Heukels zonder plaatsvermelding nog opgeeft Stijfmoertje. Volgens J. Niessen komt in het Duits sprekende deel van Europa de naam Stiefmütterchen voor het eerst bij Frisch in 1741 voor.

Een en ander slaat op de bouw en plaatsing van de vijf bloemblaadjes. De beide naar boven gerichte bloemblaadjes zijn de zitplaats van de stiefmoeder, die zich twee plaatsen toeëigent, daaronder haar eigen twee kinderen, elk op één bloemblad zittend, terwijl de twee stiefkinderen samen slechts de beschikking hebben over één stoel. H. Marzell attendeert op het volgende, met betrekking tot deze benaming: deze naam is waarschijnlijk afkomstig van een Siciliaanse volksnaam, want in 1696 komt in de Hortus catholicus van Cupani het plantje voor onder Soggira e nora, dat schoonmoeder of schoondochter beduidt.

De naam Pensee, schrijft Dodonaeus, komt van de Franse naam pensées, afgeleid van penser : denken, omdat men de plant bij geheugenzwakte gebruikte. Het is volgens ons beter, dit denken te zien als ‘denk aan mij,’ in de zin van vergeet-mij-niet. Bij Carrichter in 1571 staat het plantje beschreven als Denk an mich. In Graubünden spreekt men van Denkblümli, en in Sint Gallen van Denggeli. De naam Pensee of Penseebloem wordt bij ons niet meer gebruikt voor de wilde soort, maar wel nog voor de gekweekte soorten. Naar de vorm van de bloem is in Waterland waarschijnlijk de naam Schoen-en-muiltje ontstaan.

We vinden bij Boekepoogen de volgende aanhalingen: ‘Der benne al schoenemuiltjes’ en ‘Een ruiker van schoenemuiltjes’; met de hoofdtoon op muil, deelt hij nog mede. Heukels geeft voor hetzelfde gebied nog op Glazen muiltjes. Andere namen uit dezelfde streek zijn Blauwe klokjes, en Nacht-en-dagjes, die ons nog niet duidelijk zijn.

Bij allerlei soorten kinderziekten werd het kruid gebruikt, maar ook als bloedzuiverend, pijnstillend en slijmoplossend middel. In de volksgeneeskunst was het een bekend middel bij huiduitslag en eczeem. Zo vinden we bij L. Fuchs de naam Freyssamcruyt, omdat het tegen freyssam : dauwworm aangewend werd. In 1727 schreef men in een boek over spreekwoorden:

De violet verdrijft verbuistheid, zwaarte en pijn Van ’t hoofd, en zou ook goed voor ‘t vallend euvel zijn.

Met violet bedoelt men waarschijnlijk het Maarts viooltje.

De volgende Griekse mythe gaat over het ontstaan van het Driekleurig viooltje: eens was de hemelbeheersende Jupiter van de godenberg de Olympus neergedaald en hij wandelde over de aarde in de gestalte van een jonge herder die een sneeuwwit lam bij zich droeg. Toen hij daar zo rondliep, zag hij vele mensen zich naar de tempel van zijn vrouw Juno begeven en hij volgde hen. In de tempel gekomen ontwaarde hij de mooie Io, de dochter van koning Inachos van Argos, die daar als priesteres tempeldiensten verrichtte. Betoverd door haar schoonheid legde hij het lam als offergave aan haar voeten. Io herkende hem en werd op hem verliefd. Een afgunstige priesteres had hen beluisterd en deelde een en ander aan de jaloerse Juno mede. Om Io tegen Juno te beschermen veranderde Jupiter haar in een koe en liet het Driekleurig viooltje als voedsel voor haar groeien.