Gepubliceerd op 08-01-2020

Saponária | Saponária officinális: Zeepkruid

betekenis & definitie

De naam Saponaria is afkomstig van het Latijnse woord sapo : zeep. De in schijfjes gesneden wortel heeft de eigenschap, wanneer deze in water gedaan is en het geheel geschud wordt, een zeepachtig schuim te doen ontstaan.

De soortnaam officinalis duidt erop dat het kruid in de geneeskunde gebruikt werd. De plant was dan ook in de apotheek aanwezig, en wel onder de benaming Herba et Radix Saponariae.

Uit deze naam blijkt dat men zowel het kruid (herba) als de wortel (radix) aanwendde. Men gebruikte het zeepkruid behalve als bloedreinigend middel ook als urine- en zweetafdrijvend middel, en om bij geelzucht de stoelgang te bevorderen.

P. Nylandt geeft het volgende recept: ‘Om de Herssenen te suyveren: Neemt een stuckje van de wortel/ knauw het in de mondt en het sal veel vochtigheden en fluymen uyt het Hooft trecken.’ Pas in 1811 gelukte het aan Bucholz uit de plant een stof te isoleren, die hij saponine noemde.

Later ontdekte men dat deze stof ook in andere planten, van verschillende families, aanwezig is. Behalve Zeepkruid, Sieppekrûd en Sjippekrûd komt ook waskruid voor.

Deze naam duidt dus op het gebruik als wasmiddel. De plant is van oorsprong geen inheemse plant, maar afkomstig uit het gebied van de Middellandse Zee.

Plinius kende de plant en noemde haar Herba lanaria, want men gebruikt het kruid om de wol te wassen en te reinigen.

Reeds bij Albertus Magnus (dertiende eeuw), komt Saponaria voor.

Het Zeepkruid is door de monniken naar het noorden meegenomen, en daar in hun kloostertuinen aangeplant om als wasmiddel van hun wollen kleren te dienen. Vanuit deze tuinen is de plant ontsnapt en verwilderd.

Ook is de verspreiding in de hand gewerkt doordat de boerenbevolking haar voor dezelfde doeleinden aanplantte. Ook vanuit deze hoven verspreidde zij zich.

In de middeleeuwen gebruikten de lakenvolders haar nog om hun goederen te wassen. Dit kunnen we mede opmaken uit de Franse en Engelse volksnamen die respectievelijk luiden Herba à foulon en Vuiler’s grasse, en bij de oude kruidkundigen komt men Zeepkruid tegen als Herba Fullonum.

Volgens R. Cambell Thomson, in zijn ‘Dictionary of Assyrian Botany,’ was het Zeepkruid ook bekend bij de Assyriërs en wel onder de naam mastakal.

Een oude legende vertelt ons dat de plant ontstaan is uit het badwater van de Griekse godin Aphrodite, godin van de liefde en vruchtbaarheid, toen zij een bad nam, na aangeraakt te zijn door haar met roet besmeurde echtgenoot, de vuurgod Hephaestus.