Gepubliceerd op 08-01-2020

Rúmex | Rúmex acetósa: Veldzuring

betekenis & definitie

De naam Rumex is behalve de Latijnse naam voor zuring ook die voor een lans of werpspies, en attendeert op de spies- of pijlvormige bladeren van enkele zuringsoorten, zoals Veldzuring en Schapezuring. Een andere opvatting is dat aan deze naam het Griekse woord voor stroom : rhyma ten grondslag ligt, vanwege het feit dat vele soorten op vochtige plaatsen, beken en sloten voorkomen.

Volgens ons lijkt de eerste uitleg wel de juiste. De wetenschappelijke soortnaam is afkomstig van het Latijnse acetum : azijn, vanwege de zure smaak van het blad.Verscheidene zuringsoorten worden door het volk niet van elkaar onderscheiden en het is niet mogelijk precies uit te maken welke soort bedoeld wordt. De Nederlandse benaming Veldzuring duidt op het voorkomen op grazige plaatsen en uiteraard op de zure smaak. Het is deze soort die ook gekweekt wordt om als toekruid te dienen, vroeger vooral bij spinazie. Ook in voorjaarssoepen was de zuring een belangrijk bestanddeel. Deze gewoonte raakt meer en meer in onbruik. Dat dit gebruik niet tot ons land beperkt is, kunnen we opmaken uit de Franse volksnaam: Oseille domestique, dus zuring voor het huishouden. De kinderen kauwden graag op de bladeren.

Van de naam Zuring bestaan al naar de streek dialectische vormen of verbasteringen. Van deze soort vinden we bij Heukels de volgende namen: Serel, Sorel, Sul, Surbledden, Surhel, Surken, Surpel, Sûrstàllen, Zoerblaa(r), Zoerke, Zoerstellen, Zoormoos, Zure, Zurenk, Zurik, Zuringstokken, Zurink, Zurkel en Zuurling. De naam Surkele komt men reeds in de middeleeuwen tegen. Bij Dodonaeus staat de plant te boek als Surckel. De plant schijnt eerder door paarden dan door runderen gegeten te worden, hetgeen volgens ons blijkt uit de naam Paardezuring of Perdezuring, voorkomend in Zeeuws-Vlaanderen. De Friese naam Réa-skonk beduidt roodbeen, omdat de stengels rood aangelopen zijn.

Vroeger geloofde men dat het vee vlooien zou krijgen wanneer het de zaden zou opeten. Het sap dronk men eertijds bij koorts, want het leste de dorst. De zaden werden gebruikt om zich van ingewandswormen te bevrijden. In verse toestand was het blad een uitstekend middel bij scheurbuik.