Gepubliceerd op 08-01-2020

Potentílla | Potentílla erécta: Tormentil

betekenis & definitie

Potentilla is het verkleinwoord van het Latijnse potens : machtig, krachtig, en duidt erop dat aan het geslacht grote geneeskracht toegeschreven werd. Deze naam is pas in de middeleeuwen ontstaan en werd voor het eerst door de arts Silvaticus (dertiende / veertiende eeuw) gebruikt.

Hij was professor aan de medische hogeschool van Salerno. De Latijnse soortnaam erecta : rechtop (van erigere : oprichten) kreeg de plant omdat de stengel zich opricht en niet op de stengelknopen wortelt, zoals het bij enkele andere soorten van het geslacht Potentilla geschiedt.

De Nederlandse soortnaam Tormentil is afkomstig van het Latijnse Tormentilla, dat afgeleid is van tormentum : kwelling, buikpijn, krampen of andere pijnen, omdat van oudsher de wortel tegen deze kwalen gebruikt werd. Dodonaeus drukt zich aldus uit: ‘Oorsaecke des naems.

Dit cruyt is genoemt Tormentilla, om dat het poeyer van de wortel/ oft het water daer die in ghesoden is geweest/ de pijne van de tanden/ die eygentlijck torment in de Romaansche talen pleegt genoemt te wesen/ verdrijven can.’ De Ouden gebruikten reeds een afkooksel van de plant bij tandpijn en tandvleesontsteking. Dioscorides en Plinius kenden de Tormentil respectievelijk onder de namen pentaphyllon en quinquefolium, hetgeen wil zeggen de vijfbladige.Het ongesteelde stengelblad bestaat namelijk uit drie blaadjes en twee sterk ingesneden steunblaadjes, en dit geheel maakt de indruk of het blad uit vijf blaadjes is opgebouwd. Men zag in dit ‘vijftallige’ blad ook een hand, en dat was een teken dat het kruid alle kracht potentia van de mens bezat, vertegenwoordige! in de hand. De oude Grieken en Romeinen gaven dan ook namen die hierop gebaseerd waren: Manus Marlis : hand van Mars en Mercurii digitis : vinger van Mercurius. De twee sterk ingesneden steunblaadjes maken de indruk dat ieder blaadje uit twee blaadjes zou bestaan, reden waarom men ging spreken van Zevenblad en Zevenvingerkruid. De oude kruidkundigen spraken dan ook van septemfolium of beptaphyllon : zevenblad, ter onderscheiding van het nauw verwante Vijfvingerkruid (P. réptans).

De naam Schijtwortel op Walcheren en in het Drentse Roswinkel, heeft de plant te danken aan het gebruik van de rode wortelstok om buikloop te temperen. Deze bevat namelijk veel looistof. De namen Weewortel, Weeblaadje en Weewinde hebben hun ontstaan te danken aan het gebruik dat de bevolking ervan maakte om het bloedpissen bij vee te genezen. Deze kwaal stond bij de boer bekend als wee. Elders sprak men niet van wee maar van ‘aan het meer staan’, vandaar de volksnaam Meerwortel.

Een oude naam die we bij L. Fuchs (1543) aantreffen is Berckwortel, omdat men meende dat het kruid het meest in berkenbosjes groeide. Deze veronderstelling moet wel een oude oorsprong hebben want reeds omstreeks 1150 schreef Hildegard von Bingen van Birckwurz. De wortelstok (in de apotheek indertijd bekend als Radixvel Rhizoma Tormentillae) werd vroeger aangeprezen bij maagkwalen, vergiftigingen en pestepidemieën. De doorgesneden wortelstok wordt na enige tijd roodachtig, reden waarom men deze volgens de signatuurleer moest gebruiken bij allerlei bloedingen.

Zo schreef Hondius (1621) in zijn leerdicht:

Soo mijn neuse vooren an Al den loop niet stoppen can Van haer gootkens en fonteynen/ En het bloet my sonder meynen Henen loopt| en wil verlaten:

Tormentille seer begeert.