Gepubliceerd op 08-01-2020

Páris | Páris quadrifólia: Eenbes

betekenis & definitie

De naam Paris is afgeleid van het Latijnse par : gelijk. Ook paar, vanwege het gelijke aantal (vier) van de bladeren, bloemdelen en zaadhokjes.

De plant produceert ook vier maal twee zaden. Dit aantal van vier in plaats van drie, zoals dit bij Eenzaadlobbigen het geval is, heeft de botanici voor problemen gesteld, omdat men niet goed wist in welk geslacht de Eenbes ondergebracht moest worden.

Zo vinden we de plant vermeld als Acónitum salutiferum, later beschreven als Solánum quadrifólium baccíferum, totdat de Duitse botanicus Quirinus Rivinus haar onderbracht in een geslacht Paris. Gezien de afwijkende bouw zijn er plantkundigen die het geslacht in een afzonderlijke familie ondergebracht hebben en wel die van de Trilliaceae.

Een andere uitleg van de geslachtsnaam Paris, is dat de Homerische Paris, de zoon van de Trojaanse koning Priamos, ermee verbonden is. Want men wil in de bes de erisappel of twistappel zien en in de vier blaadjes de drie godinnen: Pallas Athene, Hera en Aphrodite; en als vierde Paris.

We vinden bij Heukels, zonder plaatsaanduiding, de naam Twistappel, Pariskruid en als verbastering hiervan Parijskruid.De Latijnse soortnaam wijst op de vier blaadjes: quatuor : vier, en folia : blad, terwijl de Nederlandse attendeert op de enkele bes die voortgebracht wordt. Een dergelijke naam vinden we reeds in 1300 als Enbercrut. Ook Vierblad schijnt gebruikt te zijn. Bij Dodonaeus in 1644 vinden we het volgende: ‘De bezie wordt oock uva lupina ghenoemt: het heet oock spinnekop nae de gedaente van de bezie en de bloem die in dunne hayrachtighe bladerkens verwerret ende ghedoken is gelijck spinnekoppen in haar webben.’ Men nam aan dat de wolf (dat moet heel lang geleden zijn, want de wolf is in geen eeuwen meer een inlands roofdier) de bessen zou eten, vandaar de naam Wolfsbes, ook wel Wolfsbezie genoemd. De reeds genoemde Latijnse benaming bij Dodonaeus van uva lupina wil hetzelfde zeggen, want uva : druif of bes, en lupina : wolf. Ook schijnt Wolfswortel in omloop te zijn geweest.

De naam Doolwortel heeft zijn ontstaan te danken aan het feit dat men meende dat degene die op de plant trapte zijn weg zou kwijtraken of zou gaan dolen. Het is echter een verbastering van Dolwortel, een naam die we voor Noord-Overijsel opgegeven vinden. Deze naam slaat op dol in de betekenis van zinneloos. Slaan we wederom Dodonaeus op, dan lezen we: ‘Sardus betuyght dat dit cruydt de krancksinnighe oft ijdelsinnighe ende rasende menschen seer ende behulpelijck is.’ In de middeleeuwen was de plant bij de medici bekend onder de naam Solánum furiósum, wat in dezelfde richting wijst. De min of Brtappeltaart meer giftige bes werkt namelijk zwak narcotisch.

Bij P. A. Matthiolus (1501-77) vinden we dat de bes gebruikt werd als amulet tegen toverij en hekserij. Toen er eertijds veel pest heerste droeg men een bes bij zich om zich bij voorbaat tegen deze gevreesde ziekte te beschermen. Om zeker te zijn dat men de bes altijd bij zich had, naaide men haar tussen de kleren. De bes moest echter tussen 15 augustus en 18 september geplukt zijn, anders was men niet zeker van de goede uitwerking.