Gepubliceerd op 08-01-2020

Papáver | Papáver rhoéas: Klaproos

betekenis & definitie

De naam Papaver komen we reeds bij de Romeinen tegen als benaming voor de Klaproos. Over de oorsprong van de naam papaver zijn de meningen verdeeld.

De een beweert dat zij is afgeleid van het Keltische papapap : kinderbrij of kinderpap, omdat men het sap van de Slaapbol (P. somníferum) of van de Klaproos aan het eten voor kleine kinderen toevoegde, opdat zij spoedig zouden inslapen. Ook wil men er de volgende uitleg aan geven.

Het is afkomstig van papa : pap of brij, en verum : echt, waar. Dus de ware pap.

Het gebruik om huilende kinderen een stroopje van het sap te geven, opdat zij in slaap zullen vallen, is waarschijnlijk nog in gebruik, althans enige decennia geleden was het nog in gebruik. We willen hier nog aan toevoegen, dat dit gebruik dodelijke gevolgen kan hebben.

Een ander meent dat de naam afkomstig is van capio: ik pak aan, ik omvat, waaruit capaver is ontstaan en tenslotte tot papaver vervormd in de betekenis van vat of beker, met betrekking tot de vorm van de zaaddoos. Men wil de naam ook zo verklaren dat deze wellicht afgeleid kan worden van papare : eten, omdat de zaden gegeten werden.

Wij doen dit thans nog in de vorm van maanzaadbroodjes. Dit zijn broodjes die met zaden van de Slaapbol of Maankop bestrooid werden voor zij de oven ingingen om gebakken te worden.

Wel zeer oud moet dit gebruik geweest zijn, want Plinius schrijft reeds over het bestrooien van het brood met maanzaad. Ook brood dat op sabbat door de joden wordt gegeten, wordt nog steeds met deze zaden bestrooid als zinnebeeld van de overvloed van manna in de woestijn.

Hierbij valt op te merken dat de zaden geen slaapverwekkende stoffen bevatten.De soortnaam rhoeas (spreek uit: reuas) is afgeleid van het Griekse woord rhyas, hetgeen afvallend betekent, op grond van het spoedig afvallen van de bloemblaadjes, nadat de bloem geplukt is. Bij Dioscorides vinden we een papaversoort beschreven die snel haar bloemblaadjes afwerpt en door hem rhoeas genoemd werd. Theophrastus (ca. 372-287 voor Chr.) heeft eveneens de papaver onder deze naam in zijn Historia plantarum beschreven en deelt mede dat de bloemknoppen als dessert gegeten werden. Dat de Ouden de Slaapbol en de Papaver goed onderkenden komt bij Plinius tot uiting, die schrijft over een wilde klaproos, die de Grieken rhoeas noemden. Een andere opvatting omtrent de afleiding van rhoeas is dat deze naam afkomstig is van rhoia : granaatappel, naar de rode bloemkleur. De eerste uitleg is volgens ons de juiste.

De naam Klaproos heeft zijn oorsprong te danken aan een kinderspelletje, hetgeen we bij L. Fuchs (1543) als volgt beschreven vinden: ‘De kinderen hebben het genuechte met dessen bloemen, went sij legghen de bladeren tusschen haer handen oft op haer voorhooft, ende sy doen die clappen oft geluyt geuven, ende daerom so heet dit cruyt Clapper rose.’ De Cock en Teirlinck (omstreeks het begin van deze eeuw) beschrijven dit ‘Klakkerkes maken’ als volgt: ‘Men vouwt een bloemblaadje bolvormig zoodat men een klein beursje bekomt. Dit slaat men op voorhoofd of handrug. De samengedrukte lucht doet het kleine zakje met een knal openspringen.’ Ook in andere landen kende men dit spelletje en zo kreeg de papaver overeenkomstige namen. Andere namen zijn nog Klapper en Klapperroos, maar deze schijnen in onbruik te zijn geraakt. De toevoeging van roos is hier als bloem op te vatten. Men wil de naam Klaproos ook verklaren op grond van het feit dat de rijpe zaden in de vruchtdoos een klapperend geluid maken wanneer deze geschud wordt.

In oostelijk Drente spreekt men van Stinkrozen. Deze naam is volgens ons niet op te vatten als uiting dat deze plant geen aangename geur heeft, maar is meer te zien als een reactie op het tweede deel van de naam rozen. Men verwacht van een roos dat zij aangenaam zal geuren en bij de Klaproos of Stinkroos is dit niet het geval. Hier speelde de rode kleur waarschijnlijk wel de grootste rol. Dit lastige onkruid tussen het graan heeft men ook nog namen gegeven als Koornroos, Korenbloem en Rode korenbloem. Vanwege de opvallende rode bloemkleur sprak men niet alleen van Klaproos maar van Roos op Zuid-Beveland, Rose in het Land van Hulst, Rozen op Tholen, Wilde rozen op Walcheren, en Rosewiet op Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen.

Deze laatste naam te lezen als Rose-onkruid, want wiet beduidt onkruid. Zo spreekt men van: ‘Wa stae d’r’n rozen in te tèrwe,’ als men Klaprozen bedoelt.

De naam Kankerbloem, een veel voorkomende benaming, kreeg de plant omdat oudtijds de bloemblaadjes bij deze ziekte aangewend werden. Ook namen als Kankerroos en Kankers komen voor.

Bij de benamingen Koornheul, Rode heul en Wilde heul wijst heul op het melksap dat de plant bevat. Dit heul is, via het Middelnederlandse oele, ontstaan uit het Latijnse oleum, hetgeen sloeg op de uit de plant geperste olie of heulsap. Volgens E. Paque is hier heul hetzelfde als hol en duidt op de holle doosvrucht. Deze uitleg gaat ons te ver. We vermelden het slechts om ook deze mening te laten horen.

Dit is ook het geval met de afleiding via hulp, omdat het heulsap een algemeen heelmiddel was en dus de helpende hand bood. De naam Zere-ogenbloem, in West-Friesland, kreeg zij, niet omdat ze zere ogen zou genezen, maar om schrik aan te jagen bij de jeugd, opdat de kinderen de korenvelden niet zouden betreden, om de kleurige bloemen te plukken, en dan schade aan het te velde staande gewas zouden veroorzaken. Men vertelde hun dat zij zere ogen zouden krijgen wanneer zij Klaprozen plukten.

Voor de namen Spokebloem in het Groningse Westerkwartier, en Spoekeblom in Friesland, geldt hetzelfde. Zo vertelt Waling Dijkstra dat wie met een Spokebloem in zijn mond komt te vallen, zal sterven. In Tholen waar de plant Kankerbloem genoemd wordt, meent men kanker te zullen krijgen wanneer men de steel in de mond neemt. Bij de naam Kankerroos hebben we vermeld dat ze ook ter genezing van deze ziekte werd aangewend, maar hier is juist het tegenovergestelde het geval. De naam Tongerblom, in Friesland, beduidt Donderbloem, want men verhaalde dat bij donder de bloem gaat trillen. In het Zuid-Limburgs komt volgens Roukens de naam Donderbloem voor, en in het nabije Luikse spreekt men van Fleur de tonir, dat eveneens Donderbloem betekent, maar dan geldt zij wel als een onweerafleidend middel.

De Klaproos werd met vele andere planten op 15 augustus, Maria tenhemelopneming, verwerkt in de kruidwis of kruidenbundel die dan in de kerk gewijd werd. Brak er onweer uit dan werden de planten in de haard geworpen om verbrand te worden. Men meende door deze handeling allerlei onheil te voorkomen.

De naam Maankop in Twente, Manen in Salland, en Mannekop in het Groningse, is volgens Johan van Beverwijck als volgt te verklaren: ‘Man-kop heeft sijnen naem na de gedaante van het Hooft en zijn bequam voor Hooftpijn.’ De naam Maankop is meer van toepassing op de Slaapbol, maar enkele papaversoorten kregen ook deze naam, hoewel de zaaddozen veel kleiner zijn en niet zulk een mooie ronde vorm hebben.

In dezelfde richting duiden de namen Kollebloem op de Veluwezoom en Kolleblom in Zuid-Limburg, in het Land van Hulst zelfs verbasterd tot Koolbloem. Het woord wil zeggen haarloze schedel en slaat op de vorm van de zaaddoos. De Slaapbol, die toch een mooie bolvormige zaaddoos bezit, heeft thans bij ons geen volksnaam die op een of andere manier met Kol(l)e verbonden is. Wel in Vlaanderen. Bij Dodonaeus treffen we eveneens Collebloemen aan. Een andere opvatting is dat kol hier behalve kaalkop ook kan beduiden voorhoofd, omdat men de blaadjes ook tegen het voorhoofd tot ‘klappen’ kon brengen.

In Duitsland kent men kollen : tegen het voorhoofd slaan. Vergelijk kol : bles, witte vlek op het voorhoofd van donkerharige paarden. Onvermeld laten mogen we niet hetgeen Paque mededeelt: ‘Te Oplinter (België) onderscheidt men dry soorten van Kol, zegt M. Vils: Roode kol : Klaproos; Blauwe kol : Korenbloem en Witte kol : Valse kamille. Daar deze dry planten in het graan groeien, en vooral in het Koorn, zou men kunnen aannemen dat Kolbloem dezelfde betekenis, zo niet denzelfden oorsprong (door verbastering) heeft als Koornbloem.’

W. Roukens vermeldt voor Zuid-Limburg nog de volgende namen die we nog niet eerder waren tegengekomen en wel van lnk(t)-en-Enkebloom. Deze namen zijn ontstaan uit het volgende kinderspelletje. De kinderen persen druppels purpervocht uit de bloemblaadjes en schrijven er mee. Een mooi voorbeeld van een spontaan ontstane volksnaam. Door de opvallende kleur scharlakenrood is zij een lust voor de ogen. Dit heeft vele dichters dan ook geïnspireerd, zoals Pol de Mont:

Tusschen de tarwe ln den zomergloed.

Bloeien de Kollen Rood gelijk bloed.

Door de betere selectie van het zaaigoed is de Klaproos in de graanvelden minder algemeen geworden. Het land van oorsprong van dit lastige onkruid moet in Zuid-Europa of in de Kaukasus gezocht worden. Zij zal indertijd wel met de voedselgewassen mee naar het noorden gevoerd zijn. De Ouden kenden vooral de Slaapbol, en volgens een legende zou deze papaversoort ontstaan zijn uit de tranen van Venus toen zij Adonis beweende. Reeds Theophrastus kende deze legende.

De rode bloemblaadjes zijn aan de binnenkant onderaan zwart gevlekt. Dit ‘getekend zijn’ heeft aanleiding gegeven tot het ontstaan van de volgende legende: De Klaproos was zo trots op haar schoonheid dat de Schepper dit verdroot en de duivel toeliet haar aan te raken. Daar waar deze de bloem betastte ontstonden zwarte vlekken, die nog steeds zichtbaar zijn. Volgens een oud bijgeloof bloeien de vuurrode klaprozen vooral op vroegere slachtvelden, omdat zij daar ontstaan zijn uit het bloed van de gesneuvelden.

Dat de plant in de geneeskunde wordt aangewend, kunnen we opmaken uit het voorkomen in de Nederlandse Farmacopee en wel onder de benaming Sirupus Papaveris : Papaverstroop, gemaakt van de papavervruchten. Het meest wel van de Slaapbol. In de volksgeneeskunst gebruikte men de bloemblaadjes bij keelpijn en hoest. Bekend waren vroeger de klaproos-ulevellen. Minder bekend is het gebruik om de plant te gebruiken als grafgift bij de Egyptenaren. Men heeft namelijk bij een mummie van een prinses uit de 21e dynastie (1100-1000 voor Chr.) de klaproos aangetroffen.