Gepubliceerd op 08-01-2020

Óxalis | Óxalis acetosélla: Witte klaverzuring

betekenis & definitie

Oxalis is afgeleid van de Griekse woorden oxys: zuur, en hali: zout, vanwege de zurige smaak, die ook iets zoutigs heeft. De wetenschappelijke soortnaam acetosella duidt eveneens op de zurige smaak en wil zeggen zwak naar azijn of zure wijn (acetum) smakend.

De Nederlandse benaming attendeert op dezelfde eigenschap, want zuring heeft eveneens een dergelijke smaak. In de wetenschappelijke naam van de Veldzuring (Rúmex acetósa) vinden we dit acetum eveneens terug.

De toevoeging klaver duidt op de vorm van het drietallige blad dat zeer veel gelijkenis vertoont met dat van klaversoorten. Het ‘witte’ wil wijzen op de witte of lichtrose bloemblaadjes.

In het handschrift van Meester Jan Yperman, ‘Cyrurgie’ uit omstreeks de dertiende/ veertiende eeuw, lezen we: ‘Acetosa dats surkele’ waarmede hij waarschijnlijk de Klaverzuring heeft bedoeld, want later schrijft hij, ‘Die gebernt es van viere entie ogen geswollen, dien salmen surkele stoten ende daer op leggen: Coccoxlook.’ Deze laatste naam van Koekoekslook vindt men voor de Klaverzuring ook vermeld in Die Ortis Sanitatis van 1514. Oude benamingen die op deze zure smaak betrekking hebben zijn Surckel en Suyringh.De naam Hazenklever in de Overijselse Achterhoek, Hazenklaver in ZuidLimburg, zou op een oud Germaans volksgeloof berusten, dat beweerde dat gewonde hazen en reeën dit kruid opzoeken om hun verwondingen daarmee te genezen. Een andere lezing is dat deze dieren het plantje als voedsel gebruiken. In Duitsland komt de overeenkomstige naam Hasenklee voor. Bij Brunfels (1542) komt men reeds de naam tegen.

Bij vele planten die vroeg in het jaar bloeien komt men de naam Koekoeksbloem tegen. Dit staat in verband met het bloeien van de plant op het tijdstip dat de koekoek bij zijn terugkomst zijn roep doet horen. Vroeger beweerde men dat de koekoek het kruid zou eten en daaruit zou dan de naam Koekoeksbrood zijn ontstaan. Andere dergelijke namen zijn Koekoeksklaver (reeds als Coecoecks Claver bij Fuchs), Koekoeksla en Koekoekslook.

Namen als Soere klaver, Zure klaver en Zuurklaver zijn zonder meer begrijpelijk, maar met Alleluia is het anders gesteld. Deze volksnaam heeft de Klaverzuring gekregen omdat zij omstreeks Pasen bloeit, wanneer in de R. K. kerk het ‘Alleluia’ gezongen wordt. Deze naam is wel zeer oud, want we komen hem reeds in de vroege middeleeuwen tegen. Een dergelijke benaming vindt men eveneens in Duitsland, Frankrijk en Engeland. Men plukte het omstreeks die tijd, om het als geneeskruid te zijner tijd te gebruiken.

Onder Alleluja was het in de apotheek bekend, zoals Dodonaeus ons mededeelt. Men wil deze naam ook verklaren als een verbastering van Juliola, de volksnaam voor Klaverzuring in Calabrië. Misschien is het omgekeerde waar en is Juliola een verbastering van Alleluia. Het verse of gedroogde kruid werd gebruikt bij scheurbuik en als menstruatiebevorderend middel; als pasta werd het op wonden gelegd om het bloeden te stelpen. De hartvormige blaadjes gaven volgens de signatuurleer aanwijzing dat het gebruikt kon worden bij hartkwalen.

Om zich tegen de werking van liefdesdranken te verweren werd aangeraden om het sap te drinken. Ook als tovermiddel tegen heksen en giftige dieren kon het dienst doen. Oudtijds werd het gebruikt om wapens onfeilbaar te maken, men had dan niets anders te doen dan het wapen met het kruid te bestrijken. Het is een echte schaduwplant, maar zij reageert toch sterk op het zonlicht. Bij dreigende regen vouwen de blaadjes zich naar omlaag. Dit omlaag buigen gebeurt eveneens tegen de avond.

In vroeger tijden gebruikten de jagers het kruid als een soort barometer. Waren de blaadjes uitgespreid, dan bleef het droog, maar was dit niet het geval dan kon men op ongunstig weer rekenen.