Gepubliceerd op 08-01-2020

Oenánthe | Oenánthe aquática: Watertorkruid

betekenis & definitie

Oenanthe (spreek uit Eunante) is afgeleid van de Griekse woorden oinos: wijn, en anthos: bloem, omdat de geur van de bloem bij enkele soorten van dit geslacht overeenkomt met die van de wijnstok. Bij de familie der Schermbloemigen zijn de geslachten en hun soorten voor een leek vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden.

Men zag in dit geval een plant die in of langs het water groeide, een wit bloemscherm bezat, en bladeren en zaden had die veel geleken op andere bekende planten. Zo kreeg deze soort namen als Watervenkel en Wilde venkel, naar de smaak en geur die aan Venkel deden denken.

Trouwens, Venkel (Foenículum vulgáre) is nauw verwant aan het geslacht Oenanthe. Op de gelijkenis met het bloemscherm van andere planten duiden namen als Water kervel en Waterscheerling.De naam Paardevenkel wijst op het gebruik in de veeartsenijkunde, vooral bij paarden. De zaden werden aangewend wanneer deze dieren influenza of een kropgezwel hadden. Dat de naam zou slaan op het gaarne eten van de plant door paarden valt sterk te betwijfelen.

Vroeger kwam men de naam Philander nog wel eens tegen. Deze benaming is terug te voeren op de oude wetenschappelijke naam, die luidde Phellándrium aqánticum. Behalve deze komt ze ook voor als Oenanthe phellándrium. In de apotheek waren de zaden bekend als Semina Phellandrii of Fructus Phellandrii; zij werden vaak aangewend als geneesmiddel, bij borstcatarre, of klierziekten en zwaarmoedigheid. Bij P. Nylandt in zijn De Nederlandtse Herbarius of Kruidtboeck van 1682 staat ze te boek als Phellandrium.

Hij schrijft verder dat de plant in krachten (dus als geneeskruid) gelijk is aan die van de Watereppe, waaraan de vroegere volksnaam Eppezaad niet vreemd zal zijn. Bij Dodonaeus staat zij genoteerd als Derde watereppe.

De naam Pompen op Walcheren zal wel overgenomen zijn van volksnamen uit het nabije Vlaamse gebied, want daar komt men namen tegen als Pompekruid, Waterpomp(e) en Pomperluite. Men vergeleek de lange buisvormige tot pijpachtige stengels met pompbuizen die in het water staan. Het omgekeerde is ook mogelijk, dus dat de Vlamingen de naam van ons hebben overgenomen, maar hiertegen pleiten volgens ons het grotere aantal Vlaamse volksnamen.

De naam Bothol (in de Achterhoek) moet als volgt verklaard worden: omdat de doorgesneden of door het vee afgevreten holle stengel de gedaante heeft van een pijpbeen, sprak men van een holbot of Bothol. De naam Kikkerstoelen in het Groningse heeft de plant gekregen omdat men meende dat de kikkers gaarne op de plant zouden zitten. Misschien heeft de een of ander wel eens een kikvors op de in het water groeiende plant zien zitten en haar toen maar betiteld met Kikkerstoel; ook Kikkerbloemen komt voor. De zaden werden vroeger, behalve voor de reeds vermelde kwalen, ook gebruikt bij longziekten, als hoestmiddel en om urine af te drijven. Etterende wonden en zweren werden behandeld met een aftreksel van de plant. Door de kinderen werden de holle stengels gebruikt om er toeters of fluitjes van te maken.