Gepubliceerd op 08-01-2020

Menyánthes | Menyánthes trifoliáta: Waterdrieblad

betekenis & definitie

Ook hier bestaat geen eenstemmigheid omtrent de verklaring van de Latijnse geslachtsnaam. Men neemt aan dat deze ontleend is aan het Griekse men: maand, en anthos: bloem, omdat de plant maar een korte bloeiperiode heeft, namelijk een maand (mei of juni).

Of zou het zinspelen op het gebruik in de Oudheid als menstruatiebevorderend middel? Volgens C.A.J.A. Oudemans zou het geslacht Minuanthes moeten heten.

Deze naam zou dan zijn samengesteld uit de Griekse woorden minos: weinig, kort, en anthos: bloem. Deze verklaring duidt dus eveneens op het korte bloeien.

Volgens hem is Menyanthes een verbastering van het aangehaalde Minuanthes. Anderzijds wil men de naam verklaren, als te zijn ontstaan uit de Griekse woorden menyein: aantonen, en anthos: bloem, en dat zou dan betrekking hebben op de opvallende mooie bloemen.

Een andere lezing is dat men menyanthes als volgt moet ‘vertalen’: ‘ik wijs of toon door mijn bloemen moerassige plaatsen aan.’ Deze uitleg duidt op de moerasachtige gebieden waar deze plant haar natuurlijke groeiplaats heeft.De groeiplaats aan of in het water en het drietallige blad in aanmerking nemend, komt men tot de volksnaam Waterdrieblad. Wat het blad betreft, hiermede is de wetenschappelijke soortnaam in overeenstemming, want deze is afkomstig van tres: drie, en folia: blad. Daar het blad veel overeenkomst vertoont met dat van de klaver, spreekt men in Twente en West-Friesland van Waterklaver. Bij Dodonaeus vinden we onder het hoofd Bocxbonen het volgende: ‘Van de nieuwe Cruydtbeschrijvers noement Trifolium palustre, dat is Water daveren.’ Waarmede tevens de bron van deze Nederlandse volksnaam gegeven is. Dat we de plant niet bij Dioscorides of Plinius, en ook niet bij de middeleeuwse kruidkundigen die op de Ouden georiënteerd waren, vermeld vinden is niet zo verwonderlijk. Het Waterdrieblad is namelijk een meer circumpolaire plant en komt dus niet in het zuiden van Europa voor.

De naam Boksbonen is te verklaren uit het feit dat de jonge blaadjes op die van de tuinboon gelijken en dat de alles-etende bok de blaadjes wel eet, in tegenstelling tot de andere dieren die ze versmaden. Dit niet lusten zal wel komen door de bittere smaak die de bladeren hebben. Men sprak dan ook eertijds van Bitterklaver, een naam die thans niet meer voorkomt. Joh. van Beverwijck schrijft in 1656: ‘Bocxbonen zijn zo genoemt na haer dicke en gelijvige bladeren, de Boon-bladeren gelijckende behalven dater op elck ende steelken meer drie bij een en staen, gelijck aan de daveren, daerom oock, ende om dat sy in, ende omtrent het Water groeyen, “Waterclaveren” geheeten.’ De bovenvermelde bittere smaak die behalve in de bladeren ook in de wortelstok voorkomt, wordt veroorzaakt door een bitterstof Menyanthine geheten. Men gebruikte deze bladeren en delen van de wortelstok om de koorts te verdrijven, vandaar de namen Koortskruid en Koortsblad. Van Hall (1857) deelt mede dat in zijn tijd de plant als huismiddeltje gebruikt werd bij ‘tusschenpoozende koorts.’ De naam Schijtbladeren (Zuid-Limburg) is gegeven omdat een aftreksel laxerend zou werken.

In de volksgeneeskunde heeft de plant voor dit doel weinig weerklank gevonden. Wel werd het Waterdrieblad voor een hele reeks ziekten en kwalen aangewend. Zo werden de bladeren als maagthee gebruikt, verder bij scheurbuik, kanker, spierkrampen, zenuwstoornissen, kiespijn, jicht en reuma, en vermengd met pepermunt en valeriaan aangewend bij indigestie. In de officiële geneeskunde vindt de plant nog aanwending, hetgeen we kunnen opmaken uit het voorkomen in de Nederlandse Farmacopee onder het hoofd Driebladbladeren of, zoals het officieel heet, Folia Trifolii fibrini.