Gepubliceerd op 08-01-2020

Méntha | Méntha aquática: Watermunt

betekenis & definitie

De naam Mentha neemt men aan heeft zijn ontstaan te danken aan een sage van Ovidius. Zie zijn Metamorphosen x 728-731.

Deze sage luidt dat de dochter van de watergod Cocytus, Menthe of Minthe geheten, door Hades de god van de onderwereld bemind werd, maar door zijn jaloerse echtgenote Persephone in deze plant veranderd werd. Volgens anderen zou de naam afkomstig zijn van minthos, waarmede de Grieken iets sterk riekends aanduiden.

Bij de Grieken werd de Munt als een heilig kruid beschouwd en men gaf de doden een bosje Munt mede. Dit gebruik moet wel zeer oud zijn, want in Oudegyptische graven uit 1200-600 voor Chr. treft men reeds dergelijke bundeltjes aan.

Hoogstwaarschijnlijk zijn deze afkomstig van de Pepermunt (M. piperíta), een kweekproduct. Dat de namen Balsem, Boerenbalsem (ook Wilde balsem komt voor) in Friesland, en Balsemkruid zonder plaatsaanduiding, in dezelfde richting zouden kunnen wijzen, willen we niet zonder meer afwijzen, maar wij denken hier meer aan het gebruik als huismiddeltje, vermengd met olie, ter bestrijding van kwalen of euvels.

De naam Boerenbalsem duidt wel sterk in die richting. Dat het niet erg hoog als geneesmiddel stond aangeschreven, zouden we kunnen opmaken uit de volgende volksnamen: Paddebalsem, eveneens in Friesland, en Kikkerbalsem, zonder meer door Heukels vermeld.

Een en ander zal wel in verband staan met benamingen uit de vroege middeleeuwen waar wij namen tegenkomen als Balsamita en Balsemkrut. Het valt verder op dat deze namen voorkomen in Friesland en nergens anders.

De namen zonder nadere plaatsaanduiding laten we hier buiten beschouwing, omdat hieromtrent geen gegevens ter beschikking staan.De naam Aalkruid en Oalkruud, op de Noord-Veluwe aan de plant gegeven, kreeg zij omdat zij bij het stoven van aal werd gebruikt om het geheel een aromatische geur en smaak te geven.

Hetzelfde zal gezegd kunnen worden van Wild Bakkruid op Walcheren, waarbij de plant aan het baksel meer geur en smaak geeft. De namen Broene Bèrend in Salland, en Bruine griet in Noord-Overijsel wijzen op de donkere stengels. Het toevoegen van persoonsnamen komt meer voor, heeft veelal geen speciale betekenis en is in de regel zeer plaatselijk.

Honde-kruid in Groningen zal wel in verband staan met het feit dat deze sterk geurende plant een grote aantrekkingskracht op deze dieren uitoefent. De naam Broekmint in Zuid-Limburg duidt op de groeiplaats: in het broek, dat wil zeggen drassig land. Hierop duidt eveneens zowel de Nederlandse soortnaam als ook de wetenschappelijke: aquatica: waterbewonend. De algemeen voorkomende naam van Kruizemunt en dialectische en gewestelijke vormen als Kroezemunt, Kruizemuntkruid, Kruzemint, Kruzemünt en Wilde kruizemunt, hebben hun naam te danken aan de gekweekte Kruizemunt, omdat beide in geur wel enige overeenkomst hebben. Dit Kruizemunt is een verbastering van kroeze- of gekroesde munt, naar de gekrulde of kroesvormige bladeren. Het is een oude benaming, want in het Middelnederlands treffen we aan: Crusemunte, of Cruysemunte.

De pepermuntachtige geur bezorgde de Watermunt ook namen als Pepermuntkruid in West-Friesland, Pepermunt in Groningen, en Pepermuntkruid in Noord-Overijsel, het Utrechtse en Zuidhollandse gebied en op nog enkele andere plaatsen. Eveneens op de geur is de volgende naam ingesteld en wel Roekeblad uit het Sallandse; dit roeke is als een verbastering van reuk op te vatten.

De naam Rode wilde munte is afkomstig van Dodonaeus, want in de uitgave van 1608 schrijft hij: ‘Dit cruyt wordt in Griex Sisymbrion geheeten/ int Latijn Sisymbrium, int Hoochduytsch Ross muntz/ Wassermuntz in Fransch Menthe Sauvage. Wij moghent int Neerduytsch Roode wilde munte noemen om dat van de Witte wilde Munte te onderscheyden.’ Waarschijnlijk is de naam Rossemunt uit het Groningse overgenomen van het Duitse Ross Muntz. In het Middelhoogduits treffen we de naam Rosminte aan en Pritzel und Jessen geven in hun Die deutschen Volksnamen der Pflanzen Rosmynte op, voorkomend in de ‘Niederdeutsche Herbarius’ van 1483. Min of meer verbasterd is de naam Rossement, voorkomende in oostelijk Noord-Brabant en het Zuidhollandse. Men wil Rossemunt of Rossemint ook verklaren als afkomstig van ros: paard en munt; dus paardemunt of Paardepolei, een naam die we ook als Paarde(n)blei (Hattem) opgetekend vinden. Nu is Polei eveneens een muntsoort, hetgeen wel blijkt uit de wetenschappelijke naam: Méntha pulégium, een plant die thans bij ons zeer zeldzaam geworden is. Het verband met het woord paard zou gezocht moeten worden in het feit dat paarden afkerig zijn van hooi waarin Watermunt voorkomt.

De pepermuntachtige geur was reden de plant vroeger te gebruiken om zich van lastig gedierte te ontdoen of deze althans van het lijf te houden. We vinden dit gebruik terug in de naam Vlooienkruid in West-Friesland en het Zuidhollandse.

Als geneeskruid stond dit geurende kruid ook in de belangstelling. Het is thans niet meer na te gaan of dit altijd de Watermunt geweest is. We zullen ons hierin dan ook niet verdiepen en genoegen nemen met het Duitse gezegde: ‘Rheum [rabarber] und Menthe:| Sind die besten Medikamente.’